VeertigVragen #38. Waarom houdt God van ons?
Goedemorgen <<Naam>>. Tijdens de Vastentijd behandel ik elke dag een vraag van een lezer. Vandaag is het Witte Donderdag. Bijna het slot van deze reeks en de climax van de lijdenstijd. De vraag mag dus best elementair zijn.
"Waarom houdt God van ons?"
|
|
Beste "Zou het?",
de vraag deed me heel even een beetje pijn. Ik las het als de vraag van iemand die zichzelf de liefde Gods soms niet waardig vindt. Of juist van iemand die de mensheid zelf zo haat dat hij/zij denkt: daar kan God toch niet van houden. Of andersom. Maar misschien zat er iets heel anders onder deze diepe vraag.
Het antwoord ontleen ik aan mijn boek, in de vorm van een voor deze e-mail bijgewerkt allerlaatste hoofdstuk van 'God en ik'.
***
Al vroeg in dat boek vertelde ik over Abraham en Sara. Dat echtpaar had volgens de Bijbel een verbond met God: ze zouden een zegen zijn voor hun omgeving, ze zouden in het Beloofde Land mogen wonen en hun nakomelingen zouden talrijk zijn. Vertaald naar onze begrippenwereld: dit echtpaar was één grote belofte. Hun leven had richting, de mensen die ze ontmoetten werden blij van hen en er kwam allerlei goeds uit Abraham en Sara voort. Zij kenden het geheim van het goede leven. God hield van hen.
Hoe kunnen wij delen in dat geheim? Hoe kunnen wij zover komen dat we zeggen: ja, God houdt van ons?
Met die vraag houden Bijbellezers zich al ontzettend lang bezig, maar de antwoorden blijven variëren.
1) Sommigen denken dat je ‘geboren’ moet zijn voor het geluk. Zoals Abrahams verbond op zijn zoon overging, zo is het goede leven, is Gods liefde, ook iets dat je kunt erven via een bloedlijn. Zo zijn er altijd mensen geweest die zich gelukkig prezen dat ze van adel waren, of in het juiste volk waren geboren. En er waren mensen die zich neerlegden bij hun pech: ‘Ik ben nu eenmaal in het verkeerde gezin ter wereld gekomen.’
Antwoord 1) : 'God houdt van je omdat je in het juiste volk bent geboren'.
2) Sommigen denken dat het goede leven, dat Gods liefde te maken heeft met ‘identiteit’. Abrahams zoon hoorde erbij zodra hij besneden werd, en zo moeten wij ons ook laten inwijden in de juiste genootschappen. In een zoektocht naar belonging hebben mensen zich altijd gehuld in de kleuren van de verenigingen waarvan zij lid waren – of hun uiterlijk gespiegeld aan de vriendengroepen waarmee zij zich wilden associëren.
Antwoord 2) : God houdt je omdat je bij de juist groep hoort.
3) Sommigen denken dat je gelukkig wordt als je een vaste set regels volgt. Bij het verbond van Abraham hoorden immers al gauw allerlei voorwaarden, waarna Mozes met wetten kwam die al snel uitgroeiden tot een hele Bijbel. In hun spoor hebben gelovigen van alle religies zich gewijd aan het naleven van heilige geschriften. Anderen volgden zelfhulpboeken of een discipline die door henzelf, de staat of een ander werd gedicteerd.
Antwoord 3) : God houdt van je omdat je je aan de regels houdt.
**
Paulus, die net als alle Bijbelschrijvers geen systematische filosoof is, maar wel het dichtstbij komt, geeft in zijn Brief aan de Romeinen een nieuw antwoord op de vraag hoe je het goede leven vindt, hoe je in Gods liefde voor jou kunt geloven. Daarbij serveert hij alle drie de bovenstaande antwoorden af.
1) Hij onderkent het erfelijke aspect direct: volgens Paulus zitten Joden van geboorte dichter bij Abraham en is dat een voordeel. Zelf is Paulus een geboren Jood, maar hij reist vooral langs niet-Joodse gemeenschappen om zijn lessen met hen te delen – en met succes: zij luisteren liever naar hem dan zijn eigen volksgenoten. Het geheim zit hem dus niet in je genen, concludeert Paulus in zijn brief aan de Romeinen. Hij is ervan overtuigd geraakt dat ieder menseen kind van het geluk kan zijn.
2) Paulus onderkent ook het voordeel van rituelen en andere identiteitsmarkers. Als christelijke Jood is hij zowel besneden als gedoopt en op allebei is hij trots. Maar hij ziet daar uiteindelijk geen definitief heil in: wat als je besneden bent, maar je in geen enkel opzicht gedraagt als Abraham? Wat als je gedoopt bent in de naam van Jezus, maar verder niet leeft naar diens voorbeeld? Een Amnesty-pet maakt van mij nog geen strijder voor de mensenrechten, en dat ik GreenPeace like op Facebook wil nog niet zeggen dat ik thuis ook duurzaam leef.
3) Daarna doet Paulus iets dat voor een joodse wetgeleerde van zijn tijd ongehoord is: hij nuanceert zelfs de heilige boeken. Paulus vindt het een geweldig voordeel dat hij is opgeleid om alles van de Hebreeuwse Bijbel te weten, maar hij constateert dat er genoeg niet-Joden zijn die vanuit hun eigen geweten minstens zo wijs door het leven gaan als hij. Tegelijk merkt Paulus op dat er niemand is die altijd volgens de regels leeft. Niemand is perfect en onfeilbaar.
Nadat Paulus alle gangbare manieren om je een geliefd ‘kind van Abraham’ te voelen heeft afgeschreven, komt hij met zijn eigen oplossing: vertrouwen.
Voor het goede leven heb je allereerst het vertrouwen nodig dat je er mag zijn. God maakt geen onderscheid tussen mensen, zegt Paulus. Waar je wieg ook stond en tot welke groepen je ook behoort: jouw bestaansrecht is net zo groot als het bestaansrecht van al die andere mensen.
Daarnaast heb je vertrouwen in het goede nodig, zoals Abraham op God vertrouwde in de Bijbel. Paulus kan het niet vaak genoeg zeggen in zijn geschriften: alles wat écht de moeite waard is in het leven, ontvang je gratis. Liefde, vergeving en acceptatie kun je niet kopen en je kunt ze ook niet verdienen door je aan een stappenplan te houden. Het levensgeluk kun je niet bereiken maar wel ontvangen. Het enige wat je kunt doen is ervoor openstaan en vertrouwend door het leven gaan.
Merkwaardig is het wel: ik publiceer een boek dat jou levenslessen belooft uit de Bijbel, die zelf vol levenslessen staat. Toch krijg je in het laatste hoofdstuk te horen dat het ultieme geheim niet in een boek te vinden is noch in een lijst aanwijzingen. Genade is wat de wereld écht laat draaien, zegt Paulus – en daarmee spiegelt hij zich aan Jezus.
Vertrouwen vereist overgave. Paulus zegt dat het goede leven kan beginnen wanneer de geest van God in je leeft. Anders gezegd: wanneer je vanuit de grond van je hart het perspectief van de liefde kunt kiezen. Wat een ander ook van je zegt en wat je zelfbeeld ook is: vanuit het perspectief van de liefde ben je aanvaard als mens. Wat een ander – of een boek – je ook voorschrijft en waar je eigen wil je ook toe drijft: als je vanuit het perspectief van de liefde probeert te leven, zul je een mooier mens zijn.
Die oproep wil ik besluiten met een geliefde tekst van Paulus zelf, die na een pleidooi voor een rijk religieus leven ineens besluit om alle hoogdravende theorieën te onderbreken met een lofzang op de liefde:
‘Al sprak ik de talen van alle mensen
en die van de engelen –
had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn
dan een dreunende gong
of een schelle cimbaal.
Al had ik de gave om te profeteren
en doorgrondde ik alle geheimen,
al bezat ik alle kennis
en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen –
had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.
Al verkocht ik al mijn bezittingen
omdat ik voedsel aan de armen wilde geven,
al gaf ik mijn lichaam prijs
en kon ik daar trots op zijn –
had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid.
De liefde kent geen afgunst,
geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid.
Ze is niet grof en niet zelfzuchtig,
ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan,
ze verheugt zich niet over het onrecht
maar vindt vreugde in de waarheid.
Alles verdraagt ze,
alles gelooft ze,
alles hoopt ze,
in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan.’
1 Korintiërs 13 vers 1-8.
|
|
|
|
|